Een man kijkt door een oude deurpost vanuit het vakwerkhuis naar buiten

In gesprek met:
Leon Einöther

Vakwerk en het landleven van vroeger

In het Zuid-Limburg Magazine lees je het verhaal van Zuid-Limburg, gezien door de ogen van bekende en minder bekende locals. In onderstaand interview uit het Zuid-Limburg Magazine vertelt Leon Einöther over de Zuid-Limburgse vakwerkhuizen. Lees je mee?

Vakwerkhuizen zijn voor veel bezoekers typisch voor Zuid-Limburg. Zoals rijstevlaai of zuurvlees. Toch is deze vorm van houtskeletbouw geen bouwstijl die exclusief is voor deze regio. Maar plaatsen als Mechelen en Epen of openluchtmuseum Nonke Buusjke in de Schinveldse bossen kunnen we ons niet voorstellen zonder die schattige huisjes in wit en zwart.

Museumdorp Nonke Buusjke is al lang niet meer een van de best verstopte parels in het Zuid-Limburgse land. Jaarlijks weten duizenden recreanten deze nostalgische plek midden in de Schinveldse bossen op een zonnige zondagmiddag te vinden. Te voet, per fiets of met een gemotoriseerd voertuig. Om er even te ruiken aan de voltooid verleden tijd en vervolgens een kop koffie met een stuk vlaai te nuttigen.

Dorpslegende Thei Berkers kwam hier begin jaren zeventig met zijn gezin zijn vrije tijd doorbrengen in een pipowagen. ‘Zoals anderen in het weekend naar hun caravan op de camping gaan, ging hij naar dit stuk grond dat hij had gekocht van een nonk – Limburgs voor oom’, vertelt Leon Einöther, schoonzoon van de in 2001 overleden stichter van Nonke Buusjke. Einöther is voorzitter van de stichting die met zo’n zestig vrijwilligers - en zonder subsidies - dit stukje erfgoed letterlijk overeind houdt.

Bekijk de video

Herbouwen

Schinveldenaar Thei Berkers begon met een aantal enthousiaste dorpsbewoners met het afbreken van een oud bakhuis vlak over de grens in Duitsland. Hij bouwde het in het bos weer op. Daarna volgde in 1977 het eerste complete vakwerkhuis. ‘Dat stond in Schinveld in de Heidestraat. Het moest daar weg. Ze hebben het daar afgebroken en hier weer heel zorgvuldig herbouwd.

Dat herbouwen van vakwerkhuizen is op zichzelf niet vreemd. In vroeger tijden gebeurde dat vaker door arme boeren die - al dan niet gedwongen - naar andere landbouwland verhuisden’, weet Leon Einöther. Dan laadden ze hun afgebroken huis op een kar, spanden ze het paard voor en verhuisden ze naar vruchtbare grond 25 kilometer verderop. ‘Dat kon door die bijzondere balkenconstructie met pengatverbinding. Voor de rest waren hout, twijgen, leem en zand nodig. Die materialen waren vrijwel overal beschikbaar.”

Leefklimaat

Die opvallende - meestal ‘wit-zwarte’ - vakwerkhuizen kom je behalve in Zuid-Limburg in deze regio vooral vaak tegen in de aangrenzende Duitse Eifel. In het Heuvelland zijn ze vooral te bewonderen in plaatsjes als Mechelen, Epen, Slenaken, Terstraten en Holset. In totaal nog zo’n achthonderd. De meeste zijn gebouwd in de achttiende en negentiende eeuw. ‘Maar ook in steden, zoals Sittard en Heerlen, zie je dergelijke vakwerkhuizen. De constructie ervan stamt uit de Romeinse tijd. Wat opvalt in die huizen is het fijne leefklimaat door een goede regulering van de luchtvochtigheid. Dat komt door het gebruik van leem. Daardoor is het in de zomer niet te warm in die huisjes en in de winter zelfs zonder te stoken niet te koud.’

Thei Berkers was geen bouwvakker van beroep maar kleermaker. Hij werd in Nonke Buusjke verliefd op de traditionele vakwerkbouw en nog meer op het weinig hectische landleven van vroeger. ‘De wereld gaat naar de knoppen door dolgedraaide consumptie’, orakelde hij tegen eenieder die hem om zijn mening vroeg. ‘Een plek die stil maakt en tot nadenken stemt’, werd niet voor niets het motto voor wat in de loop der jaren midden in het bos zou uitgroeien tot een heus - aanvankelijk illegaal – dorp.  

Geen kerk

Nonke Buusjke is een aantal vakwerkhuizen gegroepeerd rond een dorpsplein. Alleen een kerk ontbreekt. ‘Maar hier vind je net als in andere Zuid-Limburgse dorpen allerlei attributen die refereren aan het katholieke geloof. Wegkruisen, beelden van Maria, Jozef, Jezus en alle apostelen. Daar zorgde mijn schoonmoeder wel voor.’

Geen kerk dus, maar wel een dorpswinkeltje met voor de kinderen snoepgoed uit vroeger tijden en verder zelfgebakken brood en zelfgemaakte stroop, jam en honing. En natuurlijk kun je je in de te bezichtigen huisjes vergapen aan tal van spullen die vertellen over het trage maar ook harde landleven in lang vervlogen tijden.

‘En wie dat wil, kan hier trouwen. We zijn een officiële trouwlocatie. Overigens hebben we hier ook al twee keer een uitvaartdienst gehad. Maar verder is alles volgens het gedachtengoed van Thei. Dit wordt geen commerciële zaak. Het moet kleinschalig blijven. Daarom zijn we ook alleen maar op zondag geopend. Van april tot in oktober. Meer kunnen onze vrijwilligers ook niet aan.’

Tekst: Wiel Beijer