Edmond Staal poseert lachend voor de Geul op een bewolkte dag

In gesprek met:
Edmond Staal

Onze 'bergen' lagen er niet altijd

In het Zuid-Limburg Magazine lees je het verhaal van Zuid-Limburg, gezien door de ogen van bekende en minder bekende locals. In onderstaand interview uit het Zuid-Limburg Magazine vertelt Edmond Staal wat hem zo fascineert aan de Zuid-Limburgse rivieren, beken en bronnen. Lees je mee?

~ Longread ~

Aan de rand van de Duitse Eifel en de Waalse Ardennen ligt het Zuid-Limburgse Heuvelland. Een glooiend landschap, dat bij wandelaars en fietsers erg geliefd is om zijn heuvels en zijn beekdalen. The Dutch Hills, zoals de Engelstaligen zeggen. Of The Dutch Mountains zoals ze genoemd worden in een pittige meerdaagse wandelroute, die voert over de hoogste Zuid-Limburgse ‘bergtoppen’.

Heuvels zijn het, geen bergen. Met de hoogste top op 322,4 meter boven NAP. Dat is de Vaalserberg. De op een na hoogste berg van Zuid-Limburg is niet eens door de natuur gevormd, maar door mensenhanden: de voormalige steenberg Wilhelmina in Landgraaf, die 225 meter hoog is. De bij wielerfans beroemde en beruchte Cauberg in Valkenburg is een goede derde met 133,7 meter boven NAP.

Bekijk de video

Plateau

‘Onze heuvels waren er niet altijd’, beklemtoont stafmedewerker Edmond Staal van Stichting het Limburgs Landschap. De stichting is eigenaar van tachtig natuurgebieden en vijftig monumentale complexen zoals watermolens, windmolens, boerderijen en kastelen verspreid over heel Limburg. ‘Héél lang geleden waren Eifel en Ardennen namelijk één groot plateau en Zuid-Limburg was daar een deeltje van. In de aardkorst zitten veel breuken. Delen van het plateau zakken daardoor weg, andere delen komen juist omhoog.’

Staal praat met passie over heuvels en dalen. En over zakken en stijgen van het plateau dat al honderden miljoenen jaren gaande is. Waar de aardkorst omhoogkomt, breekt het plateau in stukken. Water, dat van hoog naar laag stroomt, slijt dat landschap vervolgens uit. ‘Daarom is Zuid-Limburg geen heuvellandlandschap, maar eigenlijk een dalenlandschap. Rivieren - de Maas voorop - en beken slijten in dit plateau hun loop uit. Dat kan een breed dal opleveren of een smal dal, waar de loop van een dergelijk water grillig is.’

Die beken verrasten Staal in de zomer van 2021 onaangenaam tijdens de rampzalige overstromingen: ‘De enorme kracht van de rivier en de beken die aan de ene kant ons als mens grote schade berokkenen en tegelijkertijd het landschap gevormd hebben dat wij zo mooi vinden.’

Carboon

In de bodem van dat plateau kom je van alles tegen. Zeker in Zuid-Limburg, dat voor Nederlandse begrippen een ongelooflijke variatie aan bodemtypes kent. Carboon, mergel, grind en klei, met daar bovenop nog aangewaaide, o zo vruchtbare, löss. De beken en rivieren snijden door al deze lagen heen. In de Heimansgroeve, een voormalige steengroeve in het Geuldal bij Cottessen, wijst Edmond Staal op de oudste lagen, zoals het carboon dat hier aan de oppervlakte komt. Staal vertelt dat de Heimansgroeve tijdens zijn studie zijn favoriete plek in Zuid-Limburg was. ‘Het besef dat je daar een bodem kon zien die honderden miljoenen jaren oud is. Dat was een soort universeel gevoel, dat de aarde maar door blijft gaan en wij ‘slechts’ voorbijgangers zijn.’

"De Heimansgroeve was zijn eerste liefde in het Heuvelland."

Inmiddels is Zuid-Limburg al lang niet meer één plateau: het water heeft de grond op tal van plaatsen uitgesleten. We kennen nu een stuk of tien grotere en kleine plateaus. Zoals het Centraal Plateau, het Plateau van Margraten en het Plateau van Bocholtz. En daar tussendoor kronkelen ongeveer vijftien door beken uitgesleten dalen, zoals het Geleenbeekdal of het Gulpdal. Ook zijn er droge beekdalen zoals het bekende Gerendal bij Schin op Geul. ‘Droge beekdalen zijn ook door water uitgesleten. Net als holle wegen. Hoe steiler de helling, des te sneller het water stroomt en hoe meer er uitslijt. En als je naar beken of rivieren kijkt, zie je dat water in de buitenbocht van hellingen het snelst stroomt. Daar heb je de steilste oevers.’

Taartrand

Edmond Staal vindt de overgangen tussen plateaus en dalen het interessantst. ‘Noem het de taartrand. Daar is in deze streek de interessantste en rijkste natuur te vinden. Het is een heel bijzondere aaneenschakeling van minilandschappen, zoals bijvoorbeeld de Bemelerberg, inclusief de nabijgelegen Groeve ’t Rooth.’

We blijven even bij de naam. Want wat is volgens Staal de betere naam: Heuvelland, Mergelland of Krijtland? ‘Mergelland niet, want die naam omvat niet het hele gebied. In Oostelijk-Zuid-Limburg is de mergel al weggesleten. Zoals in het Vijlenerbos, waar de oorspronkelijke mergel weg is. Daar ligt alleen nog vuursteen. Je hebt in Oostelijk-Zuid-Limburg wel nog de strook met Kunradersteen, ook een soort mergel, tussen Voerendaal en Bocholtz. Richting Maastricht komt de mergel daarentegen tot aan de oppervlakte en zit de vuursteen erin. Heuvelland, dat dus eigenlijk een dalenlandschap is, is een prima naam voor de toeristen. Geologen spreken liever van Krijtland. Europees gezien is Krijtland ook de betere naam om Zuid-Limburg te positioneren. Als ik met een geoloog over dit gebied praat, heb ik het altijd over Krijtland, maar als ik met toeristen onderweg ben, spreek ik van Heuvelland.’

Raar stukje

Maar die drie verschillende namen zijn typisch voor het ‘rare stukje Nederland’ dat Zuid-Limburg is. ‘Dat bedoel ik positief. Je komt hier op een paar vierkante kilometer zoveel geologische variatie tegen. Die vind je in de Noordoostpolder niet. Dat heeft alles te maken met die breuklijnen hier.’

Is het dan niet vreemd dat dit gebied geen Nationaal Park is met de daaraan gekoppelde bescherming? ‘Het is wel een Nationaal Landschap. Dat is een keurmerk voor het toerisme zonder verdere juridische gevolgen.’

De Natura 2000-gebieden, een stuk of tien in Zuid-Limburg, hebben wel een juridische status en daar is Edmond Staal blij mee. ‘Natura 2000 betekent Europese bescherming voor de natuurwaarden in die gebieden. Dan ben je aangewezen als Europese topnatuur. Een hogere beschermwaarde is er niet. Al is het jammer dat onze Natura 2000-gebieden niet met elkaar verbonden zijn. Wij als Limburgs Landschap proberen die gebieden met elkaar te verbinden via hagen en heggen. Zodat wild, zoals de hazelmuis, van het ene gebied naar het andere kan om te paren. Daarmee voorkom je inteelt. Verder zijn de beekdalen hier de verbindingen.’

Löss

De sociale structuren in het Heuvelland worden ook bepaald door die beekdalen. Je staat er niet zo bij stil als je bijvoorbeeld langs de Geul of de Gulp wandelt, maar in vroegere tijden gingen de mensen het liefst wonen in de buurt van een stromend water. Dat duurde tot in de elfde eeuw. ‘In de dalen vond je de sociale eenheden. Later, toen de mensen diepe waterputten konden graven, gingen ze boven op de vruchtbare plateaus wonen en bouwden er grote boerderijen. Daar ligt de löss, de beste grond van Nederland. Ze zeggen weleens dat je er alleen maar water op hoeft te gooien en verder groeit alles er vanzelf.’

De ontginning van de plateaus vanuit de laaggelegen gebieden verliep via verbindingen door droogdalen. Mede hierdoor ontstonden de voor Zuid-Limburg zo kenmerkende holle wegen. Om hoogteverschillen tegen erosie te beschermen werden hagen geplant. Ook werd tegen hoogtelijnen ingeploegd, waardoor op den duur de typische terrasvorming ontstond. Ook de graften, de steile wanden, ontstonden daardoor.

Molens

Een ander verschil tussen de dalen en de plateaus zijn de molens. Op de plateaus staan windmolens, in de dalen langs beken en rivieren watermolens. Stichting het Limburgs Landschap bezit en beheert vijf windmolens en vijf watermolens. ‘Met de watermolens begint in feite de industriële revolutie in Zuid-Limburg. Althans, als we de prehistorische vuursteenmijnen in het Savelsbos niet meetellen. Watermolens werden hier in het Heuvelland vooral ingezet als volmolen voor de textielindustrie, die met name in Vaals floreerde’, legt Edmond Staal uit. ‘Kortom de geologie bepaalt hier alles.’

Hij werkt al tientallen jaren in héél de provincie voor het Limburgs Landschap, maar komt graag in het zuidelijk werkgebied. Toch woont hij hier niet, maar in de noordelijke stad Venlo. ‘De perfecte combinatie. Wonen in de stad en werken en recreëren in de natuur, zoals hier in het Heuvelland met zijn on-Nederlandse landschappen.’

Tekst: Wiel Beijer