Wandelboswachter Ellen ging op pad om het vijf sterren landschap van Nationaal Landschap Zuid-Limburg te ontdekken. Ze koos, bijna vanzelfsprekend, voor de vijf-sterren-route van de Schinveldse bossen en ontdekte daar een bos met veel historie.
Wandelboswachter Ellen ging op pad om het vijf sterren landschap van Nationaal Landschap Zuid-Limburg te ontdekken. Ze koos, bijna vanzelfsprekend, voor de vijf-sterren-route van de Schinveldse bossen en ontdekte daar een bos met veel historie.
We starten de wandeling bij het zweefvliegveld van de Eerste Limburgse ZweefvliegClub (ELZC). In de weekenden wordt hier volop gevlogen, vandaag niet. Wel zien we kort na vertrek een hoge heuvel. Dit is het Bovenmeer, een unieke plek, want nergens in Nederland tref je een meer aan boven op een heuvel. Het is een surrealistisch beeld, dus het is de klim zeker waard.
De grond komt trouwens uit de visvijver waar we daarna voorbij lopen. Aan de rand van de vijver staat bezoekerscentrum Roode Beek. Niet voor niks zo geheten, want we volgen hier een stukje van deze kleine beek. Na het dorp Schinveld lopen we de Schinveldse es op. Dit akkergebied is al meer dan 2000 jaar oud en was reeds in de Romeinse tijd ontgonnen. Aan de rand van de es zien we in de verte Nonke Buusjke. staan, een openluchtmuseum dat we later op de route nog tegenkomen.
Eenmaal terug in het bos lopen we al snel tegen een boerenschans aan. In de Middeleeuwen was dit het versterkte Leiffaertshof. Volgens de legende van de witte joffer is hier een schone jonkvrouw op haar huwelijksdag door een jaloerse edelman vermoord. Daarbij ging het kasteel in vlammen op en sindsdien waant ‘la madame blanche’ in haar witte gedaante in de nacht rond
We lopen door een heerlijk stukje bos heen. “Het lijkt hier wel Zweden”, roept dochter Agnes, “want al die bosbessen geven mij dat gevoel.” Ik wijs haar op een andere plant, de wilde kamperfoelie. Dat is de voedselplant van de kleine ijsvogelvlinder. Ook andere planten als reigersbek en volop varens omlijsten de route. Aan de voet van een boom zit een grote bonte specht heel hard te timmeren, naarstig op zoek naar insecten voor een lekker maaltje. “Mama, daar twee reeën.” Wat een prachtig gezicht!
De volgende halte is een grote plas. Het is een van de oude groeves die hier in het gebied zijn achtergebleven na kleiafgraving. Al in de Romeinse tijd stond Schinveld bekend om het goede aardewerk. We wandelen inmiddels ook door het begrazingsgebied van de Schotse Hooglanders. Wie ze allemaal wil zien, moet aardig doortellen, want het zijn er rond de tachtig. Ze zijn de grasmaaiers van het gebied en zorgen zo voor een gevarieerd terrein met bloemrijke ruigten en jonge bosjes. Ook eten ze in de bestaande bossen de ondergroei op of schillen ze bomen. Dit geeft weer kansen voor nieuwe bomen en struiken. Zo blijven de Schinveldse Bossen een gevarieerd bos. Als we bij een groepje aankomen, vindt Agnes de stier toch wel erg indrukwekkend. Snel doorlopen is haar advies. De runderen zijn gewend aan de recreatie in het gebied, dus ze doen niks.